Jouw schriftelijke uiteenzetting dient hieraan te voldoen:
- Maximaal 5 pagina’s
- Lettertype Calibri, grootte 11, regelafstand 1.15
- Anoniem: geen vermelding van je naam en/of die van je werkgever, collega’s en cliënten
Je schrijft de uiteenzetting op basis van de opdrachten 1a, 1b en 2:
1a. Leg op drie manieren kort uit wat jouw levensbeschouwing inhoudt:
- Aan een (fictieve) collega
- Aan twee zeer duidelijk verschillende (fictieve) cliënten.Specificeer de levensbeschouwelijke achtergrond van de cliënten.
Bijv.: Welke levenswaarden zijn voor jou het belangrijkst? Welke plekken hebben existentiële thema’s in jouw levensvisie? Uit welke bronnen put je? Welke tradities inspireren je? In welke gemeenschappen en/of met welke personen houd je deze levend?
1b. Leg uit wat het voor jou betekent om als levensbeschouwelijk niet-gezonden geestelijk verzorger te werken.
Let op: Laat in je beschrijving –bij opdrachten 1a en 1b– specifiek zien welke rol jouw eigen levensgeschiedenis hierbij speelt en wat de relatie is tussen je huidige levensbeschouwing en je biografie (denk hierbij bijv. aan positie in gezin van afkomst, schoolervaringen, belangrijke gebeurtenissen in je leven).
In deze opdracht wordt aan criteria 1 a, 1 b en 2 getoetst.
2. Lever een casus in (uit stage of werk), van een situatie waarin er sprake was van een spanning tussen jouw eigen levensbeschouwing en die van een cliënt. Reflecteer hierop: wat deed het met je, wat vind je dat je goed hebt gedaan, wat zou je nu anders doen? Welke rol spelen jouw persoonlijke bronnen concreet, in de praktijk? Hoe worden ze gebruikt, in de geschetste begeleiding?
Bij weinig beschikbare casuïstiek in het geval van een startende geestelijk verzorger: beschrijf een privé-ervaring waarbij sprake was van spanning tussen de eigen levensbeschouwing en die van een gesprekspartner en reflecteer hier op.
In deze opdracht wordt aan criteria 3 en 4 getoetst.